Beheer en behoud van schilderijen
Onderhoud en het beheersen van de bewaaromstandigheden vertragen de materiële achteruitgang van schilderijen, beschilderde objecten en andere kunstvoorwerpen. Achteruitgang gaat sneller dan men vermoedt, zeker zonder onderhoud en/of onder slechte omstandigheden.
Schilderijen zijn kwetsbaar
Een schilderij is kwetsbaar omdat het is samengesteld uit verschillende materialen en grondstoffen die allen verschillend reageren op elkaar en op omgevingsfactoren als licht, vocht en warmte. De keuze van de grondstoffen, de methode van fabricage van deze stoffen tot dragers, grondverven, verven en vernissen en de manier waarop ze zijn verwerkt bepalen in welke mate een schilderij bijdraagt aan zijn achteruitgang.
De meest voorkomende dragers van oudere schilderijen in Nederland zijn linnen en eikenhout. Dit zijn hygroscopische materialen, dat wil zeggen; ze kunnen vocht uit de lucht opnemen en afstaan. Hierdoor kunnen zij uitzetten, krimpen en vervormen. De, veel toegepaste, olieverf verhardt op den duur en raakt zijn elastisch vermogen kwijt. Een verharde verflaag kan de bewegingen van het linnen of eikenhout niet volgen en barst, en kan wanneer de fluctuaties in de relatieve luchtvochtigheid groot zijn, gaan opstaan en afbreken. Het is dus zaak grote fluctuaties in temperatuur en relatieve vochtigheid te voorkomen.
Veel schade wordt veroorzaakt door menselijk handelen. Dit kan gebeuren tijdens het hanteren, het intern of extern transport (mechanische schades), door het afnemen van een schilderij met een vochtige doek of ander ongeschikt materiaal (chemische schade), door vandalisme, door een slechte inlijstmethode, door verouderde restauratietechnieken of door slechte restauraties.
Teveel gewoon licht of Ultravioletlicht, te hoge of te lage relatieve luchtvochtigheid, een sterk fluctuerende luchtvochtigheid, te hoge of lage temperatuur, sterk fluctuerende temperaturen, direct zonlicht, luchtverontreinigingen, verkeerde berging, koude buitenmuren, open haarden, lekkages van dak of leidingen.
Insecten (houtworm, boktorren, schimmels, tapijtkevers, motten, zilvervisjes, kakkerlakken, papierluizen enz.), schimmels en knaagdieren.
Zouten van handen, schoonmaak- en poetsmiddelen, insectenfecaliën, terpentinedampen, houtworm- en schimmelbestrijdingsmiddelen, zuren uit spaanplaat, zuren uit passepartoutkarton, zuren uit opbergdozen, stoffen uit het voorwerp zelf, brand, blusmiddelen, water, muurverfspatten, sigarettenrook, rookaanslag enzovoorts.
Richtlijnen voor licht, luchtvochtigheid en temperatuur
De volgende richtlijnen zijn de optimale omstandigheden, in veel situaties zijn deze niet haalbaar. Ze geven een indicatie, u kunt laten meten of bij u de omstandigheden te ver afwijken.
Licht en verlichting
Voor gewoon, zichtbaar licht geldt een maximum van 150 Lux bij het belichten van 8 uren per dag. Bij deze waarde geldt dan voor het Ultravioletlicht (UV licht) 70 microWatt Lumen. Deze waarde is een cumulatieve berekening; bij minder lichturen kan een hogere waarde toegepast worden. De meeste organische pigmenten zijn gevoelig voor licht, voor deze schilderijen geldt een waarde van 50 Lux en UV 70 mWLumen. Vermijdt direct zonlicht.
Kies bij het aanlichten van schilderijen voor UV arme lampen. Ledlampen en gloeilampen zijn UV arme lampen. Van TL buizen, spaarlampen en halogeenlampen zijn UV arme versies te koop. Het vermijden van teveel gewoon licht en UV licht van buiten kan door middel van gordijnen en filters (UV licht werende folies en plaatmaterialen). Plaats lampen op een afstand en onder een schuine hoek (30°), zodat er zo weinig mogelijk spiegelingen optreden.

Een voorbeeld van een verlichting voor schilderijen die schade kan veroorzaken is de zogenoemde schilderijlamp met een gloeilamp als lichtbron. Een aan de bovenzijde van de lijst te monteren spot waarin een gloeilamp geplaatst wordt. De gloeilamp geeft teveel licht en verwarmt plaatselijk het schilderij. Direct zonlicht geeft eveneens veel schade door de grote hoeveelheid gewoon-, UV- en infrarood (warmte) licht.
Luchtvochtigheid
Een relatieve-luchtvochtigheidsfluctuatie van 10% (dagelijks of jaarlijks) rond een relatieve luchtvochtigheid van 45% of 55% geeft een laag risico op mechanische schade voor bijna alle organische objecten. Probeer condensatie van vocht op kunstwerken te vermijden. Schilderijen die aan muren hangen die kouder zijn dan de temperatuur van de ruimte worden aangetast. Dit kan voorkomen worden door het schilderij van een achterkantbescherming te voorzien en d.m.v. blokjes de ruimte tussen de muur en het schilderij te vergroten, zodat ook de luchtstroom langs de muur ongehinderd door kan gaan. Ernstige aantasting ontstaat wanneer een vorstperiode aanbreekt en de ruimte flink verwarmd wordt. In een ongeconditioneerde omgeving kan de relatieve luchtvochtigheid dan snel onder de 20% dalen.
Voorbeelden van de invloed van luchtvochtigheid:
Bij een te hoge relatieve luchtvochtigheid (>65%) kunnen schimmels ontstaan.
Bij een te lage luchtvochtigheid kan hout (o.a. panelen, lijsten) krom trekken. Schildersdoek zoals linnen en katoen krimpt waardoor een te grote spanning ontstaat, bij wat minder sterke spieramen kan het raam door de kracht van het krimpende linnen kromstrekken.
Bij schommelingen van de luchtvochtigheid gaan schildersdoek van natuurlijke vezels en het hout van panelen en spieramen krimpen en uitzetten, de verharde verflagen van oude schilderijen kunnen die bewegingen niet meer volgen en breken. Bij panelen met een parkettering deformeert het originele paneel door het verschil in spanning tussen het gedeelte waar de gelijmde latten zijn aangebracht en de rest, op den duur is aan de voorzijde het patroon van de parkettering te zien als een golfvormige deformatie. De luchtvochtigheid heeft ook invloed op de spanning van textiele dragers, zo kan het gebeuren dat de spanning van een doek te slap wordt waardoor verf kan breken (craquelé) en deformeren
Om de relatieve luchtvochtigheid (RH) te beheersen is apparatuur nodig. Dit zijn ontvochtigers en bevochtigers. Of zoals in grotere gebouwen een centraal klimaatbeheersingssysteem. Vele factoren bepalen de keuze van en de hoeveelheid apparatuur. Zoals de soort objecten of collectie, de plek waar deze zich bevinden (zolder, kelder enz.), de kwaliteit en het vermogen van de apparatuur. Ontvochtigers en bevochtigers zijn in verschillende maten en capaciteiten te koop. Zij zijn niet allen even betrouwbaar. Het onderhoud van de apparatuur kost tijd, kennis en geld. Vanwege de complexiteit kunt u zich beter laten adviseren.
Temperatuur
De temperatuur in de omgeving van schilderijen dient rond de 18ºC te zijn en fluctuaties dienen zoveel mogelijk te worden beperkt. Schommelingen in de temperatuur hebben invloed op de luchtvochtigheid. Infrarood licht (warmte) zoals in zonlicht dient vermeden te worden. De temperatuur heeft invloed op objecten; het kan materialen doen uitzetten en krimpen. Verandering van temperatuur kan, wanneer geen gebruik wordt gemaakt van bevochtigers en ontvochtigers, de relatieve luchtvochtigheid doen dalen en stijgen. Deze eigenschap van de temperatuur kan schade aan objecten veroorzaken. Het is dus van belang de temperatuur constant te houden. Een goede temperatuur is ongeveer 18ºC, maar als dat voor een ruimte (b.v. een kelder) betekent dat de relatieve luchtvochtigheid nauwelijks beheersbaar is, is het verstandig de temperatuur zodanig aan te passen dat de relatieve luchtvochtigheid beheersbaar wordt.
Objecten die zijn samengesteld uit meerdere soorten materialen kunnen schade oplopen bij temperatuurswisselingen. Bijvoorbeeld bij een schildering op blik is het mogelijk dat de verflaag het uitzetten en krimpen van het blik niet kan volgen en daardoor barst en losraakt. Het ongelijk verwarmen van een object kan schade veroorzaken. Wanneer een schilderij op doek partieel verwarmd wordt, bijvoorbeeld door zonlicht, kan het doek deformeren. Er ontstaat een verschil in spanning tussen de verwarmde en niet verwarmde plek, waardoor plooien kunnen ontstaan. Verwarmen door middel van centrale verwarmingssystemen met behulp van radiatoren of vloerverwarming kan de relatieve luchtvochtigheid sterk omlaag brengen.
Een schilderij dat boven een radiator hangt zal zeer snel schade oplopen. Een schilderij dat zonder achterkantbescherming tegen een koude buitenmuur hangt zal veel sneller dan normaal ouderdomscraquelé ontwikkelen. Wanneer het oppervlak van een schilderij kouder is dan de lucht in de ruimte zal daarop sneller vuil neerslaan, dit gebeurt bij schilderijen die zonder achterkantbescherming tegen een buitenmuur hangen. Resumerend, plaats objecten niet in de buurt van warmtebronnen of koudebronnen, vermijd zonlicht en warme lampen, zorg voor een constante temperatuur en vermijd partiële verwarming van objecten.
Microklimaat
Een microklimaat ontstaat wanneer een schilderij luchtdicht verpakt wordt, bijvoorbeeld in plastic. Een slechte situatie ontstaat wanneer binnen de verpakking de temperatuur daalt of stijgt, dit veroorzaakt een verandering van de luchtvochtigheid. Bijvoorbeeld bij het dalen van de temperatuur kan het percentage relatieve luchtvochtigheid stijgen tot een niveau waardoor schimmelgroei zou kunnen ontstaan.
Behoud diverse
Licht, luchtvochtigheid en temperatuur zijn factoren die beheersbaars zijn, factoren zoals bijvoorbeeld stof, rook, insecten, schimmels en zuren kunnen beter vermeden worden.