Schilderijen die in een omgeving verkeren waarin brand is ontstaan, vertonen diverse schadebeelden. Ze kunnen (deels) zijn verbrand, bedekt met roet, bedekt met bluspoeder, bluswater of zijn aangetast door materialen die zijn verbrand, zoals plastics waardoor waterstofchloride vrijkomt wat metalen onderdelen aantast.
Deze schadebeelden dienen op verschillende manieren te worden behandeld.
Wanneer metalen onderdelen als spijkers in een spieraam, ophang- en inlijstsystemen in aanraking komen met waterstofchloride, dienen deze, indien mogelijk, allemaal vervangen te worden. Bluspoeder bestaat uit een mengsel van ammoniumfosfaat en ammoniumsulfaat waardoor een basische reactie aan het schilderijoppervlak kan ontstaan. Dit dient dan ook zo snel mogelijk van het verfoppervlak verwijderd te worden. Wanneer de hitte van een brand dichtbij schilderijen komt, wordt plaatselijk de luchtvochtigheid zeer laag zodat hygroscopische materialen als een houten paneel, spieraam of doek kunnen gaan krimpen. Wanneer een schilderij is blootgesteld aan bluswater gebeurt het omgekeerde waardoor het, om schade aan de schildering te voorkomen, belangrijk is om het schilderij gecontroleerd te laten drogen. Schilderijen die bedekt zijn met roet, dienen zo min mogelijk te worden gehanteerd. Roet smet en wordt bij aanraking dieper in het materiaal gewreven waardoor het verwijderen ervan zeer wordt bemoeilijkt.
Raadpleeg bij een brand meteen een schilderijenrestaurator die uw kunstwerken vakkundig voor transport kan verpakken, transporteren en behandelen.
Door de vlammen en hitte die bij brand vrijkomen kunnen schilderijen dermate zijn aangetast dat delen van het werk of het geheel onherstelbaar zijn beschadigd. Hitte veroorzaakt schades als blazen, schroeiplekken, rimpelvorming. Dit tast de verfstructuur onherstelbaar aan. Dit soort schade kan dan ook over het algemeen niet gerestaureerd worden en dient geaccepteerd te worden als deel van de geschiedenis van het schilderij.
Schilderijen die in een brand hebben gehangen zijn vaak bedekt met roet dat via rook door de ruimtes wordt getransporteerd. Roet komt in alle poreuze delen van het schilderij terecht, niet alleen op de verf-of vernislaag maar ook op de achterzijde van het doek en in het hout van het spieraam. Van materialen als linnen en hout kan het roet van het oppervlak verwijderd worden, maar zullen residuen in de vezels van het hout en linnen achterblijven.
Gedurende het blussen en nablussen van een brand wordt er heel veel water in een gebouw gepompt. Water dat via de wanden weer naar beneden komt en hierbij ook over schilderijen heen loopt. Het water transporteert alles wat het op zijn weg tegen komt en is dus zeer vervuild. Vaak wordt er ook water gebruikt uit omliggend (vuil) oppervlaktewater.
Het water heeft een aantastende werking op de materialen waarvan een schilderij is gemaakt. Blindslag van vernis-en verflagen komt hierbij vaak voor, het krimpen van doek doordat deze te snel droogt en naar aanleiding van een langdurig verhoogde relatieve vochtigheid, schimmelexplosies.
Op 22 oktober 2007 zijn na een grote brand in de Elleboogkerk te Amersfoort, waarin het Armando Museum was ondergebracht, twee schilderijen van Armando genaamd “Waldstück” en “Waldinneres” uit het puin vandaan gehaald. Voornamelijk hitte, vuil en water hebben de schilderijen veel schade toegebracht. Na de vondst was de aantastende werking van het vuil en water nog actief waardoor bereddering noodzakelijk werd. Deze bestond eruit de schilderijen gecontroleerd te laten drogen terwijl ondertussen vuil werd verwijderd.
Als vervolgbehandeling is in overleg met de kunstenaar en het museum voor elk schilderij een andere keuze gemaakt. De schade aan Waldstück is dermate groot en onomkeerbaar dat alleen getracht is het geheel in een voor het hanteren stabiele conditie te brengen. Waldinneres is volledig geconserveerd en gerestaureerd, hierbij zijn in de grote gaten inlayments aangebracht waarop de schildering aan de hand van een foto van voor de brand is gereconstrueerd.
Het schilderij heeft tussen de vondst en de aankomst in het restauratie-atelier te veel kunnen drogen waardoor de krimp deels is ingezet. Het spieraam is hierdoor naar achteren toe krom getrokken. Voor de bereddering van het schilderij “Waldstück” van Armando is het doek van zijn oorspronkelijke spieraam gehaald en in een speciaal spanraam opgespannen zodat tijdens het droogproces periodiek de spanning kan worden aangepast waardoor de verflaag zo min mogelijk wordt aangetast.
Door het krimpproces is de verflaag in elkaar gedrukt waardoor deze loslaat. Bij Waldstück heeft dit met de hitte tot het in grote bladders loslaten van de zwarte verflaag geleid. De ruimte om deze verflaag bij een eventuele verlijming weer op zijn oorspronkelijke plaats aan te brengen is er niet meer, het doek is te veel gekrompen.
De bereddering van het schilderij “Waldinneres” volgt nagenoeg dezelfde methode als de bereddering van Waldstück. Nadat het doek op het spanraam is aangebracht was het noodzakelijk het raam verticaal neer te zetten om de achterzijde van het doek te ontdoen van al het vuil dat zich bij dit schilderij op en in het linnen bevond. Daarna is het vuil aan de voorzijde verwijderd.
Na de bereddering is het doek in het spanraam gebleven om voor het opnieuw opspannen de grote gaten te kunnen behandelen. In de gaten zijn inlayments aangebracht van universeel geprepareerd linnen waarvan het weefsel hetzelfde aantal draden per ketting en inslag heeft en een overeenkomende structuur als het originele doek. Hierop is een reconstructie aangebracht van de ontbrekende stukken verf.
Vanwege de instabiliteit van het aangetaste spieraam is het doek na de behandeling van de gaten op een aluminium spanraam aangebracht. De op het oorspronkelijke spieraam aangebrachte teksten van Armando worden behouden door het hout bij de tekst af te dunnen en als dunne plankjes aan het nieuwe spieraam te monteren.